Over het proces dat tot de examenprogramma's heeft geleid

De examenprogramma's zijn het resultaat van zorgvuldige procedures en uitgebreide afwegingen. Bij dit proces heeft cTWO zo veel als mogelijk het veld betrokken en heeft de commissie zich door deskundigen uit verschillende gebieden laten adviseren. Zo zijn de eerste versies van de conceptexamenprogramma's opgesteld door zogeheten programmacommissies, waarin behalve leden van cTWO met name docenten zitting hadden. Daarin zijn ook de vaardigheden verwerkt zoals die in samenspraak met het overleg tussen de vijf vernieuwingscommissies zijn ontwikkeld. Tevens zijn de voorlopige rapportages van de werkgroep Afstemming Wiskunde Natuurkunde van invloed geweest. Dit proces heeft geleid tot de publicatie van voorlopige conceptprogramma's begin september 2007 (te vinden in de rubriek Publicaties ).

 

Deze voorlopige conceptprogramma's zijn onderwerp geweest van een brede veldraadpleging. Via verschillende media is met een groot aantal betrokkenen contact gezocht. cTWO heeft onder meer instanties uit het hoger onderwijs benaderd en een forum opengesteld. Het cTWO projectteam heeft naast de door SLO geïnitieerde veldraadplegingen ook zelf een veldraadpleging georganiseerd. Een overzicht van de reacties en commentaren is hier te vinden. De reacties waren niet gelijkluidend en varieerden van genuanceerd kritisch tot opbouwend. Vanuit het hoger onderwijs zijn de globale keuzes overwegend onderschreven; vanuit het veld zijn onder andere door de NVvW kanttekeningen gemaakt bij de uitwerking van de visie, zoals geformuleerd in het visiedocument, in concrete eindtermen.

 

Deze feedback is aanleiding geweest voor grondige reflectie en revisie, die door cTWO in samenwerking met de programmacommissies is uitgevoerd. Het voert hier te ver om alle wijzigingen in detail te beschrijven. Kernpunten bij de revisie, die tot de huidige voorstellen heeft geleid, zijn haalbaarheid in de praktijk, samenhang binnen vak en profiel, realisatie van de visie, en doorstroomrelevantie. Het criterium van haalbaarheid heeft bijvoorbeeld geleid tot een bij-stelling in de eindtermen Statistiek en kansrekening bij wiskunde A en C van vwo. De commissie hecht veel belang aan de examenexperimenten, die uitsluitsel zullen moeten geven over de haalbaarheid van de programma's en waarin de onderwijspraktijk de uitwerking van de programma's gestalte zal geven.

 

De kritiek op het gebrek aan samenhang binnen vak en profiel heeft bijvoorbeeld invloed gehad op de inhoud van het subdomein Rijen binnen wiskunde A vwo en op de herverkaveling van de meetkunde binnen wiskunde B vwo en D en van de analyse binnen wiskunde B en D van het havo. Voor wat betreft het realiseren van de in het visiedocument geformuleerde visie heeft cTWO een aantal 'kruisjeslijsten' gemaakt waarin elementen uit deze visie, in samenhang met de vaardigheden uit domein A, worden afgezet tegen de vakinhoudelijke domeinen. Deze laatste exercitie zou naar de overtuiging van de commissie kunnen worden voortgezet door de syllabuscommissies die de programma's gaan uitwerken.

 

Ten slotte het punt van de doorstroomrelevantie. Commentaar van de resonansgroep heeft onder meer geleid tot het opnemen van de e-macht en de logaritme in het programma wiskunde A vwo en tot aanpassingen in het vwoC-programma. Wat echter bij de door de resonansgroep terecht onderstreepte doorstroomrelevantie een rol speelt, is de toetsing. Naar de overtuiging van commissie cTWO dienen alle werkelijk doorstroomrelevantie onderwerpen en vaardigheden in het centraal examen te worden getoetst. Vanzelfsprekend zullen er substantiële verschillen bestaan tussen het CE en het SE; deze verschillen liggen echter niet zozeer in de (sub)domeinen die daarin aan de orde komen, dan wel in de manier waarop dat gebeurt en in de vaardigheden die daarbij worden getoetst.