Opbouw per module

Elke modulebeschrijving bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. Kenmerken van de module
  2. Bouwstenen en indicatoren
  3. Overzicht van de bijeenkomsten
  4. Uitwerking bijeenkomsten
  5. Werken met leerteams
  6. Toetsing en beoordeling + eindopdracht
  7. Literatuur
1 - Kenmerken van de module

Hierin staat algemene informatie over de module, waarin gegevens over de module als de studiebelasting, de toelatingseisen, het aantal bijeenkomsten, de relevante bouwstenen en een algemene beschrijving zijn opgenomen.

2 - Bouwstenen en indicatoren

De bouwstenen zijn hier weergegeven met de indicatoren, zoals deze in het Raamwerk Docent Basisvaardigheden zijn beschreven. De bouwstenen vormen het fundament voor de beoordeling; aan de hand van de indicatoren kan de beoordeling verfijnd en onderbouwd worden.

3 - Overzicht van de bijeenkomsten

Elke module is verdeeld over een aantal bijeenkomsten van 3 uur. Het aantal bijeenkomsten verschilt per module: sommige modules zijn ‘zwaarder’ dan andere. In dit schema staan alle bijeenkomsten vermeld met een globale aanduiding van wat per bijeenkomst aan de orde komt.

4 - Uitwerking bijeenkomsten

De kern van het document wordt gevormd door de uitwerkingen per bijeenkomst: deze vormen de basis voor de verwerving van de competenties.
Elke bijeenkomst is verdeeld in verschillende onderdelen. Per onderdeel staat de activiteit beschreven, het doel van de activiteit en het materiaal dat daarvoor nodig is. Aan het einde van elke bijeenkomst staat het huiswerk vermeld, opdrachten die in de eigen lespraktijk kunnen worden uitgevoerd en de documenten die in het dossier opgenomen worden (onderdeel van de eindbeoordeling).
Onder de laatste bijeenkomst van de module staat de literatuur vermeld: verplichte en aanbevolen.
De onderdelen in de bijeenkomsten zijn niet uitgewerkt als concrete lesplannen, maar als richtlijnen. Soms is bij wijze van illustratie of voorbeeld een concrete werkvorm beschreven, maar het staat elke docent vrij andere voorbeelden te gebruiken. De uitwerking kan ondersteuning bieden bij de inrichting maar is niet bedoeld als dwingend stramien.

5 - Werken met leerteams

In alle modules wordt door de cursisten gewerkt in leerteams. Die leerteams kunnen werken aan verschillende opdrachten afhankelijk van de module en de wensen en voorkeuren van de opleider en de groep. Het kan gaan om het beantwoorden van eigen leer- of onderzoeksvragen, het voorbereiden van de onderwerpen van de bijeenkomsten, het samenvatten of verwerken van de literatuur, etc.. De keuze die gemaakt wordt heeft invloed op het gevraagde product en kan ook de opzet en volgorde van de bijeenkomsten beïnvloeden. Hieronder wordt een globale opzet voor het werken in leerteams uitgewerkt als voorbeeld.

Fase 1: Uitleg

De opleider legt het onderwerp en het doel van de activiteit uit en verdeelt de onderwerpen over de leerteams. Het onderwerp en het doel moeten helder zijn voor de cursisten. Ook als opleider moet je een helder beeld hebben van wat je als opbrengst verwacht. Bespreek wat het resultaat kan zijn: een reader, een verslag, een presentatie of iets dergelijks. Bepaal ook de criteria waaraan het opgeleverde product moet voldoen: wat moet het onderzoek per onderwerp minimaal opleveren? Stuur de deelnemers hierin tijdens het formuleren van de leervragen.

Fase 2: Brainstorm

Elke leerteam bespreekt het onderwerp aan de hand van de volgende stappen:

  • Analyse van het onderwerp, waarbij ieder nagaat wat hij of zij van het onderwerp afweet.
  • Hypothese: breng focus aan door een hypothese te formuleren rond het onderwerp: wat is interessant om uit te zoeken?
  • Formuleren van leer- en onderzoeksvragen
  • Taken verdelen
  • Afspraken maken over uitwisseling van bevindingen en manier van communiceren.
Fase 3: Huiswerk en praktijkopdrachten
  • De deelnemers gaan aan de slag volgens de taakverdeling. Ze beslissen bijvoorbeeld aan de hand van de leervragen (en of het gewenste product) of ze naast literatuur opzoeken en bestuderen ook onderzoekjes doen in de praktijk.
  • Ze maken een verslag of presentatie en delen (voor een volgende bijeenkomst) de producten en bevindingen met elkaar.
Fase 4: Terugkoppeling en conclusies

Tijdens een van de bijeenkomsten wordt de kennis uitgewisseld.

6 - Toetsing en beoordeling + eindopdracht

In dit gedeelte van de beschrijving wordt alleen de summatieve toetsing en (eind)beoordeling beschreven. Hoe omgegaan wordt met formatieve toetsing en beoordeling, bijvoorbeeld in de vorm van feedback, is aan de opleider. Er is individuele begeleidingstijd begroot bij elke module, die voor begeleiding en beoordeling gebruikt kan worden.
In het geheel van producten bij elke module zijn alle bouwstenen en zoveel mogelijk indicatoren verwerkt. Dit geheel wordt beoordeeld als ‘goed’, ‘voldoende’ of 'niet afgerond'. In het laatste geval zal de docent verbeteringen of aanvullingen moeten leveren totdat de module met minimaal een voldoende kan worden afgerond.

De vorm van de toetsing en beoordeling is aangepast aan de betreffende module. In alle modules wordt gewerkt met een (digitaal) dossier waarin de docent alle producten verzamelt. Vaste onderdelen van de toetsing zijn:

  • Alle producten van het ‘huiswerk’. Dit zijn zowel de uitwerkingen van theorieopdrachten als de verslagen (schriftelijk, audio- of video-opnamen) van opdrachten die in de praktijk zijn uitgevoerd.
  • Een verslag van de persoonlijke ontwikkeling (beginsituatie, leerproces, leeropbrengst en reflectie).
  • Eindproduct van het leerteam met een persoonlijke reflectie.

Daarnaast zullen sommige modules een aparte eindopdracht hebben, terwijl in andere modules het werk van het leerteam (uitgewerkt in de vorm van een persoonlijk product) beoordeeld wordt als eindopdracht. De beoordeling van de praktijk (het begeleiden van leerders) vindt plaats in de praktijk door een praktijkbegeleider. Dit kan een leidinggevende of een meer ervaren collega zijn. Deze beoordeling wordt opgenomen in het dossier. De opleider heeft de eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling van de totale module, inclusief de praktijk.
Heeft de docent aan de criteria voldaan, dan krijgt hij een deelcertificaat voor die module. Deelcertificaten zouden, indien de overheid dat wenst, officieel kunnen leiden tot een certificaat ‘docent basisvaardigheden’ wanneer een docent de deelcertificaten heeft voor alle modules (en een docentenopleiding of onderdeel NT2 heeft afgerond), of bijvoorbeeld tot ook het certificaat Docent basisvaardigheden Rekenen, wanneer de docent deelcertificaten heeft voor de modules van de professionele basis (1 en 2), de module van één vakgebied (in dit voorbeeld module 4) en de modules 7, 8 en 9.

7 - Literatuur

Onder de laatste bijeenkomst staat de literatuur vermeld, verdeeld in verplicht en aanbevolen. De verplichte literatuur kan een rol spelen in de bijeenkomsten: sommige onderdelen zijn hierop gebaseerd.
Het is aan te raden om ook de literatuurlijst als richtlijn te beschouwen: het is van belang de kennis te blijven actualiseren en door regelmatig te blijven zoeken kunnen de meest publicaties worden opgespoord.