Voorbeeld van een situatie waarin precies rekenen niet hoeft: 'Ik wil vier krentenbroden kopen van €1,98 per stuk. Heb ik aan €10,00 genoeg?' Om te kunnen zeggen of een tientje genoeg is, hoeft de totale prijs niet precies berekend te worden. ![]() Voorbeeld van een situatie waarin precies rekenen niet kan: 'Een skateboard kost €79,80. Ik denk dat ik elke week wel €5,00 kan sparen. Hoelang zal het duren voordat ik het benodigde geld bij elkaar heb?' De vraag hoelang er gespaard moet worden om het skateboard te kunnen kopen, kan in feite niet precies worden beantwoord, omdat het niet zeker is dat er elke week €5,00 bijkomt. ![]() Voorbeeld van een situatie waarin precies rekenen niet mag: 'Tijdens de vakantie hebben we 2178 kilometer gereden. In totaal hebben we 195 liter benzine gekocht. Volgens de fabriek rijdt onze auto 1 op 15. Klopt dit wel?' Het gemiddelde benzineverbruik van een auto hangt van zoveel verschillende factoren af, dat precies rekenen op basis van het verbruik tijdens één vakantie niet zinvol is (en zelfs bij een schatting kan men dan vraagtekens plaatsen). ![]() Informatie ontleend aan: Heuvel-Panhuizen, M. van den. (2001). Schattend rekenen. In M. van den Heuvel-Panhuizen, K. Buys en A. Treffers (red.). Kinderen leren rekenen. Tussendoelen Annex Leerlijnen, Hele Getallen Bovenbouw Basisschool, p. 91-121. Groningen: Wolters Noordhoff. |