Statistiek
2. Je moet minimaal vijftig mensen enquêteren.
Hoeveel mannen, hoeveel vrouwen, hoe moeten de leeftijden zijn verdeeld? Moeten er nog andere eisen aan die mensen gesteld worden?
Mannen:
Vrouwen:
Leeftijden:
Andere eisen:
3. Maak maximaal tien vragen over de dingen die je wilt weten (zie punt 1). Stel altijd een paar vragen over de mensen zelf: bijvoorbeeld geslacht, leeftijd, beroep/opleiding, woonplaats.
4. Zet de vragen in een logische volgorde.
5. Schrijf de vragen in de juiste volgorde en laat onder iedere vraag voldoende ruimte voor het antwoord.
6. Zoek twee à drie proefpersonen op wie je de vragen uitprobeert en noteer de antwoorden.
7. Bespreek samen met een docent het proefresultaat en verbeter de enquête eventueel.
8. Schrijf/tik de definitieve enquête op papier en laat deze vermenigvuldigen.
9. Als je de mensen gaat ondervragen, stel je dan altijd eerst voor en leg uit waar de enquête voor is.
10. Enquêteer altijd samen: de een stelt de vragen en de ander noteert de antwoorden.
11. Verzamel, als je alle enquêtes gehouden hebt, de antwoorden en nummer ze.
12. Maak voor ieder vraag apart een schema waarin je de antwoorden kunt turven.
13. Turf de antwoorden op kladblaadjes.
14. Probeer met de geturfde resultaten conclusies te trekken over de dingen die je wilde weten (zie punt 1).
15. Schrijf de conclusies met als illustratie enkele resultaten van de enquête netjes op.
Generated with CERN WebMaker