Statistiek
1. Wat ga ik onderzoeken?
Schrijf heel nauwkeurig op wat je graag te weten wilt komen. Op je opdrachtenkaart staat al omschreven waar je onderzoek over moet gaan, maar je zal zelf de vraag heel nauwkeurig moeten maken.
2. Wat veronderstel ik?
Wat verwacht je dat eruit je onderzoek te voorschijn gaat komen?
Geef aan waarom je dat denkt. Schrijf dat allemaal op.
3. Wat ga ik doen?
Schrijf op hoe je aan de nodige gegevens wilt komen.
(Metingen doen, vragenlijsten maken, in boeken snuffelen, enzovoort.)
4. Wat heb ik nodig?
Zoek de dingen op die je nodig hebt of maak ze. (Meetlinten, vragenlijst, ...)
Schrijf dat allemaal netjes op.
5. De uitvoering
Nu je alles klaar hebt, ga je met het echte onderzoek beginnen. Als je iets ingewikkelds gaat doen, probeer het dan eerst uit en verbeter eventuele foutjes.
Als je bijvoorbeeld een vragenlijst hebt, probeer dan bij iemand of alle vragen wel duidelijk genoeg zijn.
Schrijf in je verslag ook op hoe de uitvoering ging.
6. De resultaten
Verwerk alle resultaten overzichtelijk. Gebruik daarbij veel wiskundige begrippen en hulpmiddelen, zoals: grafieken, tabellen, diagrammen, formules, grafen, gemiddelde en andere soorten berekeningen.
7. Conclusie
Trek een conclusie uit wat je in die tabellen / grafieken / ... kunt zien.
Die conclusie moet natuurlijk een antwoord zijn op de vraag die je bij punt 1 hebt opgeschreven.
8. Commentaar
Vergelijk die conclusie met wat je verwachtte te vinden, dus vergelijk het met wat je bij punt 2 hebt opgeschreven.
9. Nabeschouwen
Kijk eens terug op je hele onderzoek en het verslag. Misschien kom je wel tot de conclusie dat je het onderzoekje anders had moeten doen of misschien ben je wel op nieuwe ideeën gekomen voor een vervolgonderzoek.
Tip: Neem regelmatig contact op met je leraar, dan weet je of je het goed aanpakt.
Generated with CERN WebMaker