Praten moet tijdens de wiskundeles, maar natuurlijk niet altijd. Als de leraar een
nieuw onderwerp introduceert of veel gemaakte fouten in een proefwerk bespreekt, luisteren de leerlingen en hoort het stil te zijn in de klas. Maar als leerlingen samen aan een opdracht werken, opgaven bespreken of discussiƫren over een oplossing, dan wordt er gepraat in de klas. Een argeloze voorbijganger kan zich dan verbazen over het lawaai. Dat was in zijn tijd wel anders. Maar als een leerling in staat is om zijn buurman uit te leggen waarom zijn oplossing fout is, dan heeft die leerling meer gedaan dan alleen maar een som goed maken, dan heeft hij waarschijnlijk ook meer van de theorie begrepen. Leerlingen die met elkaar mogen overleggen hebben de mogelijkheid om iets op hun eigen manier op te lossen of te begrijpen. Daar leren ze meer van dan dat ze de methode van het boek of die van de docent moeten volgen. |
Een voorbeeld: In het boek staat de opgave Bereken 3p/5p voor p = 7 Leonie moet haar antwoord aan de andere leerlingen uitleggen. Zij redeneert als volgt: Je moet die p vervangen door 7, dan krijg je 37/57 . Die 7 in de teller en de noemer kun je wegstrepen. Antwoord 3/5 . Volgens het antwoordenboek is het antwoord goed! Maar de redenering is helemaal fout. De 3p en 5p betekenen 3 x p en 5 x p. Je mag teller en noemer door hetzelfde getal p delen. Dat noemen sommige leerlingen 'wegstrepen'. Maar 37 en 57 betekenen 30 + 7 en 50 + 7. Nu kun je teller en noemer niet door 7 delen. Doordat Leonie over haar oplossing moet praten, ontdekt ze haar fouten, en leert ze waarom haar redenering niet correct is. Leerlingen leren ook van elkaar als ze samen aan een computerprogramma werken, bijvoorbeeld het programma 'Grafieken': Grafieken |
|