[Volgende] [Vorige] [Statistiek] [Inhoud]

Statistiek


Basiskennis Statistiek

Statistiek heeft te maken met het verwerken van gegevens. Daarbij gebruik je ook grafieken. Deze noemen we ook wel diagrammen.

Bij statistiek worden veel tellingen en metingen gedaan. De resultaten worden in tabellen en diagrammen (plaatjes) gezet.

Een voorbeeld van een beelddiagram zie je hieronder. Aan kinderen van twee klassen is gevraagd hoe ze het liefst naar hun vakantiebestemming zouden willen gaan.



1.
a. Welke drie mogelijkheden zijn er?
b. Eén figuurtje stelt vijf leerlingen voor.
Hoeveel leerlingen willen graag per fiets?

c. Hoeveel te voet?

d. Hoeveel leerlingen zitten totaal in deze twee klassen?

Dezelfde gegevens kun je ook in een cirkeldiagram tekenen. Dat zie je hieronder weergegeven. In of bij een cirkeldiagram staan vaak procenten.

Het totaal aantal procenten is altijd 100%.

Het cirkeldiagram hierboven bestaat uit drie stukken. Die stukken heten sectoren.

e. Leg uit hoe het komt dat naast de sector `lopen' een aantal van 50% staat.

In de tabel hieronder is weergegeven hoeveel huisdieren worden verzorgd door de twintig leerlingen van de klas.

In het plaatje hieronder is die tabel verwerkt tot een staafdiagram.

2.
a. Om welke klas gaat het hier?

b. Hoeveel honden werden door de klas verzorgd?

c. Om hoeveel huisdieren gaat het in totaal?

d. Verklaar hoe het mogelijk is dat de uitkomst van c meer is dan 20.

Een andere mogelijkheid om gegevens te verwerken tot een plaatje is via een lijndiagram. Je ziet dat weergegeven in het plaatje hieronder.

Een lijndiagram wordt vaak gebruikt om te laten zien hoe iets in de loop van de tijd kan veranderen. Langs de horizontale as staat bij een lijndiagram dus de tijd uitgezet.

Een camping in Holten heeft een aantal jaren bijgehouden hoeveel gasten er zijn geweest.

3.
a. Hoe heet de camping in Holten?

b. In welke jaren is het aantal gasten bijgehouden?

c. Hoeveel gasten waren er in 1990?

d. In welk jaar waren er 150 gasten?

e. Tussen welke twee jaren steeg het aantal gasten het meest?

Een gymleraar laat de leerlingen één keer verspringen en meet de afstand op.



Vervolgens turft hij hoeveel leerlingen een bepaalde afstand hebben gehaald.

Je ziet dat weergegeven in de turftabel hierboven.

Dit zetten van streepjes noemen we turven.

In de frequentietabel hieronder zijn de streepjes vervangen door een getal. Dat getal heet de frequentie

en geeft hier dus aan hoeveel leerlingen een afstand gehaald hebben.

4.
a. Hoeveel leerlingen haalden 350 cm?

b. Welke afstand werd het meest gehaald?

c. Hoeveel leerlingen uit deze klas hebben meegedaan met verspringen?

In het diagram hieronder zie je nog een andere manier om gegevens grafisch weer te geven. Je ziet hier de dienstregeling van buslijn 5 van het Centraal Station in Rotterdam naar Diergaarde Blijdorp.

LIJN 5

Vertrektijden Centraal Station richting Diergaarde Blijdorp

maandag t/m vrijdag

5.
a. Hoe laat vertrekt de eerste bus naar Blijdorp?

b. Waarom zal er waarschijnlijk niet eerder een bus vertrekken?

c. Hoeveel bussen rijden er dagelijks naar Blijdorp?

d. In welk uur rijden de meeste bussen?

e. Waarom zal dat zo zijn?

f. Waarom rijdt er na 15.30 uur geen bus meer?

De gegevens van deze dienstregeling zijn weergegeven in een steel-blad-diagram.

De uren zijn hier de steel, de minuten de bladeren.

Wanneer jij wilt uitrekenen wat jij gemiddeld op je rapport krijgt, dan tel je al je proefwerkcijfers op en deelt ze door het aantal proefwerken voor dat vak.

Patrick Kluivert heeft de afgelopen vijf wedstrijden bijgehouden hoeveel keer hij voor Ajax gescoord heeft en op welke manier.

Je ziet dat weergegeven in een turftabel hieronder.

6.
a. Hoeveel keer scoorde Patrick?

b. Hoeveel keer scoorde hij met zijn linkerbeen?

c. Hoeveel keer scoorde hij koppend?

d. Bereken het gemiddeld aantal doelpunten in deze vijf wedstrijden.

In de 2B-klas is de leerlingen gevraagd hoeveel zakgeld ze per week kregen.

Het resultaat zie je weergegeven in de tabel hieronder.

7.
a. Hoeveel leerlingen zijn ondervraagd?

b. Hoeveel leerlingen kregen f 10,-?

c. Hoeveel hadden de leerlingen van vraag b samen?

d. Bereken het gemiddelde zakgeld van deze klas.

Bij de vorige opdracht kwam f 10,- het meest voor als zakgeld. Zo'n getal dat het meest voorkomt, noemen we de modus.

Wanneer er een rij getallen is waarvan er niet één het meest voorkomt, dan is er géén modus.

8.
Gegeven is de volgende rij getallen 4 - 5 - 6 - 8 - 2 - 5 - 8 - 6 - 2 - 3 - 4 - 4.
Bepaal de modus van deze getallen. Verklaar je antwoord.

9.
Gegeven is de volgende rij getallen 4 - 5 - 6 - 7- 6 - 4 - 5 - 6 - 7- 7.
Bepaal de modus van deze getallen. Verklaar je antwoord.

Dit was de kennis die je minimaal moet hebben om te kunnen starten met vu-stat.


Wiskunde met PIT - 20 OCT 95
[Volgende] [Vorige] [Statistiek] [Inhoud]

Generated with CERN WebMaker