Kinderen begrijpen pas echt wat verhoudingen zijn als ze een onderscheid kunnen maken tussen redeneren in termen van absolute aantallen en redeneren in termen van verhoudingen. De opgaven van de hier beschreven twee lessen zetten dat op scherp.

Voorbeeld
  • Julia heeft 20 ballen gegooid, waarvan er 10 raak waren
  • Tes heeft 30 ballen gegooid, waarvan er 17 raak waren
Er is een conflict in die zin dat Tes met de basketball meer doelpunten heeft gemaakt dan Julia, maar ook vaker heeft mogen gooien, dus wie van de twee meisjes is nu de ‘beste’? Veel kinderen zijn geneigd om alleen naar absolute aantallen te kijken en daarom Tes beter te vinden. Julia heeft ‘naar verhouding’ echter meer punten gehaald.

Werkblad
Absoluut en relatief (uit de collectie TAL)


openVoor wie?
openSamenvatting
openBedoeling
openBediening