Klik op het plaatje om de grafiek te zien |
De
Franse ingenieur Léon Lalanne
zag in dat reliëfkaarten
zeer goed bruikbaar waren voor de weergave van de geografische variatie
van allerlei variabelen. Hij maakte, in de tweede helft van de 19e
eeuw, meerdere kaarten volgens dit principe.
Hij besefte echter dat de methode niet alleen bij kaarten bruikbaar was, maar steeds wanneer de waarde van een derde variabele moet worden weergegeven als functie van twee andere. Een wel zeer fraai voorbeeld is de grafiek hiernaast, waarop de lijnen punten verbinden van gelijke gemiddelde temperatuur. |
Klik op het plaatje om de grafiek te zien |
Lalanne
experimenteerde met volstrekt nieuwe vormen van grafische weergave. Hij
maakte uitgebreid gebruik van schaaltransformaties, door hem "meetkundige
anamorfosen" genoemd. De logaritmische was daarvan de meest gebruikte,
maar zeker niet de enige zoals blijkt uit nevenstaand nomogram waarin Lalanne
de mannelijke bevolking van Frankrijk in 1840 vastlegde.
De horizontale en verticale schalen zijn in deze grafiek evenredig met de cumulatieve frequenties, waardoor de diagonale lijnen, die deze frequenties weergeven, op onderling gelijke afstanden komen te liggen. Om bijv. af te lezen hoeveel mannen er waren tussen de 20 en de 40 jaar, gaat men vanaf de 20 op de verticale as naar links tot aan de verticale lijn die correspondeert met 40 op de horizontale as. Het snijpunt van de beide lijnen ligt op de diagonale lijn die een bevolking van 5 (miljoen mannen) aangeeft. |
Klik op het plaatje om de grafiek te zien |
Daar waar windrichtingen
grafisch moeten worden weergegeven ligt het gebruik van poolcoördinaten
voor de hand.
De grafiek hiernaast toont op hoeveel dagen per jaar de wind in een bepaalde richting waaide. Lalanne is waarschijnlijk de eerste geweest die dergelijke grafieken maakte. Later werd ingezien dat deze vorm van weergave nuttig kon zijn voor gegevens die zich periodiek herhalen. De Franse spoorwegen brachten bijv. een grafiek uit waarin de wekelijkse inkomsten waren weergegeven rondom een soort wiel met 52 spaken waarvan de lengte evenredig was met de inkomsten. Door de uiteinden van de spaken met lijstukken te verbinden ontstond een soort spinnenweb. |
vorige bladzijde | volgende bladzijde |